column
Lezing Groesbeek: mijn woorden zijn verdraaid en uit hun verband gerukt
Mijn reactie op publiciteit na lezing Groesbeek

Op 8 november j.l. heb ik tijdens een symposium in Groesbeek over interreligieuze en interculturele dialoog gesproken over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Uitspraken die ik gedaan zou hebben, hebben tot negatieve publiciteit geleid.

De Telegraaf heeft beweerd dat ik het bestaansrecht van Israël heb afgewezen. Bovendien suggereerde deze krant dat ik voorstander zou zijn van een Joodse staat op Duits grondgebied en dat ik gekant zou zijn tegen een dialoog tussen Israël en de Palestijnen. Deze aantijgingen zijn misleidend en onwaar.

Wat heb ik wel gezegd?

In mijn voordracht heb ik uiteengezet dat het hele grondgebied van het voormalige mandaatgebied Palestina al 45 jaar lang in de macht is van de staat Israël. Tot 1967 strekte Israël zich uit over 78% van Palestina. In dat jaar bezette Israël de resterende 22%: de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en Gaza. Die bezetting, die nog steeds voortduurt, is in strijd met geldend internationaal recht.

Volstrekt onverenigbaar met het internationaal recht is bovendien het kolonisatiebeleid dat Israël blijft voeren in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever. De grootschalige en aanhoudende vestiging van nederzettingen, ten gevolge waarvan steeds meer land voor de Palestijnen verloren gaat, maakt de vraag steeds klemmender of er straks nog ruimte overblijft voor het realiseren van de twee-statenoplossing. Alleen op basis daarvan kan eindelijk een duurzame en rechtvaardige vrede tot stand worden gebracht.

Zo is de situatie vandaag. Hoogst onrechtvaardig voor het Palestijnse volk.

Het is meer dan begrijpelijk dat de Joden, na eeuwen van vervolging in Europa, hunkerden naar een veilige thuishaven. Die wens werd overweldigend sterk toen het antisemitisme in Europa culmineerde in de Holocaust: de grootste misdaad in de geschiedenis, zoals ik ook gisteren in Groesbeek wederom heb gezegd.

Helaas is de uitkomst van hetgeen er na de Tweede Wereldoorlog is gebeurd deze: het Palestijnse volk, dat met de schanddaad van de Jodenvervolging niets te maken heeft gehad, krijgt er een prijs voor te betalen. Door de stichting van Israël raakten honderdduizenden Palestijnen hun land kwijt en werden vluchteling.

Die onrechtvaardige uitkomst heeft mij de hypothetische vraag ontlokt: was het eigenlijk niet veeleer Europa, Duitsland in het bijzonder, dat land had moeten beschikbaar stellen voor de vestiging van een veilige thuishaven voor het Joodse volk?

Dat de Joden in veiligheid moeten kunnen leven vind ik vanzelfsprekend en onbetwistbaar. Ook dat heb ik gisteravond in Groesbeek gezegd.

De Telegraaf heeft geschreven dat ik het bestaansrecht van Israël heb afgewezen. Dat heb ik niet gedaan, nooit gedaan. De staat Israël is alom ter wereld erkend en als lid opgenomen van de Verenigde Naties. Die staat is binnen de grenzen van 1967 internationaalrechtelijk onomstreden.

Wel omstreden zijn de in dat jaar uitgevoerde veroveringen van Palestijnse gebieden. Onrechtmatig is de sindsdien volgehouden bezetting van die gebieden. Daartegen teken ik protest aan, tezamen met tal van Joodse medestanders in Israël zelf, in Nederland en elders in de wereld.

Het gisteren gehouden symposium handelde over de waarde van dialoog tussen mensen van verschillende religies en uit verschillende culturen. Die waarde is natuurlijk onbetwistbaar. Maar dialogeren kan slechts zin hebben indien de deelnemers elkaars rechten respecteren en elkaar als gelijkwaardigen tegemoet treden. Die basisvoorwaarde ontbreekt in de verhouding tussen de bezetter Israël en de bezette Palestijnen.

Er wordt al tientallen jaren over vrede gesproken. In al die jaren is Israël bezig gebleven land te ontnemen aan de Palestijnen en inbreuk te maken op hun fundamentele rechten. Zolang de Palestijnen over geen vierkante meter vrij land beschikken, steeds verder worden verdrongen, zonder uitzicht op een menswaardig bestaat, heeft dialogeren – als doel op zichzelf – geen zin. Inachtneming van het internationaal recht en van de mensenrechten laat geen andere conclusie toe.

A.A.M. van Agt

Nijmegen, 9 november 2012