Column Dries van Agt, 15 januari 2008
Heel onlangs, op 2 december j.l., heeft opnieuw een gezaghebbende stem zich verheven tegen het schrijnende onrecht dat de Palestijnen in de bezette gebieden te verduren hebben en de hartverscheurende nood waarin zij verkeren. Deze noodkreet was bijzonder alarmerend. Niet alleen door de inhoud ervan, maar ook door de herkomst: het International Committee of the Red Cross in Genève. Wanneer het Internationale Rode Kruis gewag maakt van onheil in de wereld, noemt het zelden man en paard, zeker niet in politiek gevoelige situaties. Dat is nu wel gebeurd en in onverbloemde bewoordingen.
De jongste verklaring van het Rode Kruis is getiteld: Dignity Denied in the Occupied Palestinian Territories. Hierin wordt een oproep gedaan tot dadelijke politieke actie om verandering te brengen in de wrede werkelijkheid van de langdurige bezetting en om het Palestijnse volk in staat te stellen te leven in menselijke waardigheid.
Deze oproep gaat vergezeld van een reeks van getuigenissen omtrent rechteloosheid en ellende. Hieruit citeer ik enkele passages. “The Palestinian territories face a deep human crisis, where millions of people are denied their human dignity. Not once, but every day”, lezen we. En verderop over de gevolgen van het opgesloten zitten in de omsingelde Gazastrook: “Het is bijna onmogelijk om een medische behandeling te krijgen buiten de Gazastrook, behalve voor patiënten in levensgevaar en zelfs die krijgen soms geen toestemming over de grens te gaan”.
Ook maakt het rapport er melding van dat de elektrische centrale van Gaza, sinds een groot deel daarvan in juni 2006 door Israëlische luchtaanvallen is verwoest, maar op ongeveer halve kracht kan werken. Invoerbeperkingen beletten de aanlevering van noodzakelijke brandstof en van vervangende onderdelen voor generatoren. Vitale diensten staan daardoor op instorten. Het Rode Kruis spreekt ook over de wegafsluitingen op de Westoever van de Jordaan, ten gevolge waarvan Palestijnen niet bij hun land kunnen komen, zelfs niet bij waterbronnen. Ook niet, tenzij met lange omwegen, bij scholen, ziekenhuizen, hun werk, hun familie.
Vandaar dat het Rode Kruis alarm slaat. Regeringen en parlementen behoren deze oproep ter harte te nemen. Zeker politici die werk willen maken van mensenrechten. De Nederlandse regering heeft kortgeleden een uitvoerige nota uitgebracht waarin het beschermen en bevorderen van de rechten van de mens zelfs tot uitgangspunt van het buitenlands beleid wordt gemaakt. In een recent dagbladinterview (Volkskrant, 12 januari) spreekt minister Verhagen echter met geen woord over de dramatische oproep van het Rode Kruis van onlangs. Op een in algemene termen gestelde vraag over schendingen van mensenrechten door Israël deelt hij slechts mede dat hij wel eens kritiek geuit heeft in persoonlijke contacten met zijn Israëlische collega en ook schriftelijk. Waarover, denk je dan. Over “administratieve detentie, illegale nederzettingen en het openstellen van de grens voor groenten en fruit uit Gaza”, vernemen we.
De lezer vraagt zich af wat de vertrapte Palestijnen hiermee opschieten. In Israëlische gevangenissen zitten ruim 10.000 Palestijnen opgesloten. Velen van hen in administratieve detentie, dat wil zeggen zonder aanklacht of proces en verstoken van rechtshulp. Heeft de Nederlandse regering ooit één van hen vrijgekregen?
Op de Westbank, Oost-Jeruzalem inbegrepen, staan meer dan 200 nederzettingen, geplaatst onder goedkeuring, ja zelfs aanmoediging van de Israëlische regering. Daarenboven zijn er nog 90 “outposts” op Palestijns land, daar neergezet zonder goedkeuring van de Israëlische overheid. Naar internationaal recht zijn al deze vestigingen illegaal, ongeacht of ze al dan niet zijn goedgekeurd door Israël. Heeft de minister werkelijk bezwaar gemaakt tegen alle nederzettingen? Zo ja, waarom spreekt hij dan van “illegale nederzettingen”, zoals de outposts door de Israëlische regering worden genoemd? Zo nee, wat brengt hem ertoe de Israëlische terminologie tot de zijne te maken? Overigens, heeft Nederland ooit kunnen bewerkstellingen dat ook maar één van de vestigingen werd verwijderd?
Als de opening van de grenzen van Gaza ten behoeve van de uitvoer van groente en fruit duurzaam blijkt en inderdaad het resultaat is van juist een Nederlandse interventie, dan moet de minister ook ijveren, en wel krachtdadig, voor grensopening voor de invoer van voedsel en geneesmiddelen, brandstof en onderdelen voor vitale voorzieningen. En zeker ook voor het uitreizen van ernstig zieken die elders hulp moeten zoeken.
Kennelijk heeft onze regering de alarmbel uit Genève niet gehoord! We kunnen toch niet aannemen dat onze minister van Buitenlandse Zaken en zijn collega’s hun oren voor dit alarmsignaal hebben dichtgestopt? Laten we erop vertrouwen dat verontruste parlementariërs de bewindsman in kwestie fluks en gezwind zullen activeren.