mijn publicaties

Wat ik heb geleerd

Interview van Gandor Bronkhorst met Dries van Agt, Esquire, december 2009

‘Vroeger heb ik het niet gezien en nu zie ik het wel. Ik haast mij om het rond te schreeuwen.

Ik ging naar Palestina op bedevaart. Maar toen ik daar was, trof ik zo immens veel onrecht aan, dat ik geen ogenblik heb kunnen denken dat enige rechtvaardiging daarvoor in mijn geloof en zijn heilige boeken gevonden zou kunnen worden. Ik acht het ondenkbaar dat het de wens van de Almachtige zou zijn dat Israël zich met grof geweld, zelfs met oorlogsmisdaden, zou meester maken van het land waar de Palestijnen al eeuwenlang wonen. Met zo een God heb ik niet van doen.

Het is pretentieus om jezelf enige wijsheid toe te kennen. Je kunt wel veilig zeggen dat zich na 78 jaar in de mens heel wat ervaring heeft opgebouwd. Zo krijg je meer inzicht in ingewikkelde kwesties dan je tevoren had. 

Er is zoveel Palestijns land van de Westoever door Israël afgepakt, dat een tweestatenoplossing nagenoeg onhaalbaar is geworden. Het enige dat de Palestijnen zou resten, is een aantal eilandjes binnen Groot-Israël. Een conglomeraat van enclaves. Dat is niet levensvatbaar. De oplossing die rest, is het model van Zuid-Afrika: één staat voor twee volken, met gelijke rechten voor iedereen.
In het geloof waartoe ik behoor vind ik geen bewijs of deugdelijk argument waarom de staat Israël aanspraak zou mogen maken op de in 1967 veroverde Palestijnse gebieden.

Ik had sterk de overtuiging dat ik geen minister-president kon worden. Dat ik er niet de vereiste bekwaamheden voor had. En dat het dus in ’s lands belang was dat een ander in die post zou aantreden. Maar niemand had vertrouwen in het te vormen kabinet, dus kon ik niemand anders vinden. Daarna is het een hachelijk avontuur geworden. De wal moet het schip maar keren, dacht ik. We hebben de hele ambtstermijn uitgezeten. Daarna was er weinig meer waar ik nog bang voor was.

Minister-president zijn was voor mij een grote beproeving. Om niet te zeggen bezoeking. Ik heb het avontuurlijke ervan heel sterk ervaren. Dat gaf ook pit, veel adrenaline in je lijf . 

Ik heb eigenlijk maar een duchtig wapen: mijn taalvaardigheid. 

Ondanks alle nood, ellende, miserie en boosheid, is het prachtig om te kunnen leven. Ik geloof door alle teleurstellingen heen nog steeds in de fundamentele goedheid die in elk mens zit – al zit het bij de een meer aan de oppervlakte dan bij de ander. Daar moet je altijd naar op zoek gaan. 

Ik wil, ook op mijn oude dag, naïef zijn. Blijven. Daarmee stoot ik nog wel eens mijn neus, maar dat element van kinderlijkheid wil ik in mezelf bewaren.

Mijn meisje zegt wel eens dat ik door de politiek verloren heb aan innerlijke rust en beschikbaarheid voor sociale contacten. Ze zegt: “Vroeger kon je uren besteden aan lieve mensen, ook al hadden die eigenlijk niet zoveel te vertellen. Dat ben je kwijt.” En dat is zo. De druk en de bekommernissen van het politieke bedrijf hebben me rustelozer gemaakt. Ongeduldiger. Ik vraag mezelf eerder: wat schiet ik ermee op? In puur sociaal opzicht word je minder waard.

Over de onbevlekte ontvangenis van Maria bestaat een groot misverstand. De betekenis is niet dat Maria zwanger werd zonder tussenkomst van een man. De betekenis ervan is dat Maria als enige mens ter wereld altijd zonder zonden is geweest.

Het zal geen walk-over worden als ik straks bij de hemelpoort sta. Zondigen kan niet alleen bestaan uit doen, maar ook uit nalaten. En ik heb veel van waarde verwaarloosd, nagelaten dus. Ik ben in 1971 verdwenen in de Haagse politiek, mijn gezin achterlatende in Nijmegen. Ik heb mijn vrouw opgeknapt met de immense taak van opgroeiende kinderen te begeleiden die alle drie nog door hun puberteit heen moesten. Is dat nou zo fraai? Met mijn kinderen heb ik er weleens over gesproken, maar die maken mij geen verwijten en dat doet mijn vrouw ook niet..

Je moet woekeren met de tijd die je hebt. 

Ik word primair gedreven door recht. Dat is de essentie.’