mijn publicaties

Benoem Israëls wandaden

Volkskrant, Forum, 10 december 2007

Maxime Verhagen zegt wel dat mensenrechten gelden voor iedereen, maar hij komt niet op voor de mensenrechten van de Palestijnen, meent Dries van Agt.

Vandaag, 10 december, is de Dag van de Rechten van de Mens. Tevens de openingsdag van het 60ste levensjaar van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Aan de vooravond van dit jubileumjaar heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken een nota uitgebracht over het bevorderen en beschermen van mensenrechten. In zijn persoonlijk voorwoord verklaart minister Verhagen: ‘Uitgangspunt voor mijn mensenrechtenstrategie is dat mensenrechten altijd en voor iedereen gelden. Daarmee mag niet worden gemarchandeerd.’

Verhagen in de kwestie Israël/Palestina door vooroordelen is bedwelmd, blijkt uit de toespraak die hij op 29 november in Enschede heeft gehouden (Forum, 30 november). Daarin noemt hij zich een idealist. In de oprechtheid van zijn idealisme geloof ik. Des te verdrietiger is het dat zijn oordeel over Israël/Palestina zo misvormd is. In zijn uitvoerige uiteenzetting komt het woord ‘bezetting’ niet één keer voor. Maar hij weet toch dat de staat Israël de Palestijnen al meer dan veertig jaar als bezetter in een ijzeren greep houdt, in strijd met talloze VN-resoluties?

Over mensenrechten en de schendingen daarvan door Israël rept zijn toespraak met geen syllabe. Wel worden Darfur, Iran, Zimbabwe, en ook Hamas genoemd. Evenmin wordt in de rede enig gewag gemaakt van het internationaal humanitair recht. Verbluft vraagt de lezer zich af: heeft de minister dan helemaal geen weet van de rapporten over vergrijpen tegen het internationale recht, door de bezetter gepleegd?

Hoe kwam de staat Israël tot stand? Het verhaal van de minister hierover is verhullend. Inderdaad, in 1947 beval de Algemene Vergadering van de VN aan het mandaatgebied Palestina te verdelen in een Joodse en een Arabische staat. Maar Verhagen vermeldt niet hoe onrechtvaardig deze aanbeveling was. De Joden zouden 55 procent van het mandaatgebied krijgen, hoewel de bevolking van dit gebied voor 30 procent uit Joden bestond, die slechts 7 procent van het land bezaten. De Palestijnen, toen 70 procent van de bevolking, werd niet meer dan 42 procent van het land toegewezen en wel zonder overleg met hen, laat staan met hun instemming.

Bar is het dat de minister zwijgt over wat in 1948/49 gebeurd is. Zionistische milities hebben volgens plan, zoals Israëlische historici hebben aangetoond, meer dan driekwart miljoen van de inheemse Palestijnen verdreven en honderden van hun steden en dorpen vernietigd. Etnische zuivering was dit, op grote schaal.

Het relaas van de minister is onthutsend selectief. Van de Muur, vrijwel geheel op Palestijns gebied gebouwd, maakt hij geen melding. Evenmin van het afwijzende oordeel over die bouw, in 2004 uitgesproken, door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Door dat oordeel te negeren, heeft de Nederlandse regering zich onwaardig gemaakt gastvrouwe te zijn van ’s werelds hoogste rechterlijk college.

Wat vindt Verhagen van de voortgaande kolonisatie van bezet Palestijns gebied, met inbegrip van Oost-Jeruzalem? Hij weet toch dat het bouwen en uitbreiden van nederzettingen een zware schending is van het internationale recht en bovendien dwars ingaat tegen zowel de Oslo-akkoorden als de Routekaart naar Vrede?

In zijn rede schetst Verhagen ‘de contouren van een finaal akkoord’. Over de toekomstige status van Jeruzalem suggereert hij: wat Joods is komt onder Israëlisch bestuur, wat Arabisch is onder Palestijns bestuur. Hij beseft blijkbaar niet hoe ver de planmatige judaïsering van Oost-Jeruzalem is voortgeschreden. Is hij al vergeten dat de Europese diplomatieke vertegenwoordigers ter plaatse twee jaar geleden gezamenlijk hebben gewaarschuwd dat bij amputatie van (een groot deel van) Oost-Jeruzalem geen levensvatbare Palestijnse staat meer te vormen valt?

Wat heeft de minister-van-de-mensenrechten te zeggen over de Palestijnse vluchtelingen? Terugkeer naar huis en haard veegt hij zonder omhaal van woorden van de tafel. Want de Joodse staat moet wel Joods blijven, is blijkbaar de grondgedachte. Al nemen vluchtelingen in de verdragen over mensenrechten een centrale plaats in, verdreven Palestijnen moeten hun heil maar elders zoeken.

Onvoorwaardelijke steun aan Israël was in Nederland een kwart eeuw lang vanzelfsprekend, memoreert Verhagen. Daarna stak er enige kritiek op. Maar, verzekert hij dan, die heeft ‘niet afgedaan aan de bijzondere band tussen onze landen, die tot op de dag van vandaag voortduurt’. Nu maakt de minister het zelfs tot zijn doelstelling het imago van Israël op te vijzelen!

En de Palestijnen? Voor hen heeft hij ook een doelstelling: ‘capaciteitsopbouw in brede zin’. Opkomen voor de rechten van dit vertrapte volk? Nee, dat niet.

Cher Maxime, uw nota spreekt respect uit voor de verdedigers van mensenrechten, waar ook ter wereld. Ik vraag u zich dienovereenkomstig te gedragen en dus gevolg te geven aan de oproep van Israëlische mensenrechtenorganisaties als B’Tselem en groeperingen in Nederland als Een Ander Joods Geluid. Zij stellen de wandaden aan de kaak die Israël in de bezette Palestijnse gebieden bedrijft. Waarom blijft onze regering doof voor deze stemmen van het geweten? Waarom blijft u zich gedragen als ware u de tweede ambassadeur van Israël in Nederland?

Zolang u niet tot inkeer komt, blijft uw boodschap: mensenrechten gelden altijd en voor iedereen. Behalve voor Palestijnen.