Artikel 12 van het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten bepaalt:
“Een ieder die wettig op het grondgebied van een Staat verblijft, heeft binnen dit grondgebied, het recht zich vrijelijk te verplaatsen en er zijn verblijfplaats vrijelijk te kiezen. Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten. De bovengenoemde rechten kunnen aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien, nodig zijn ter bescherming van de nationale veiligheid, de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden of van de rechten en vrijheden van anderen en verenigbaar zijn met de andere in dit Verdrag erkende rechten. Aan niemand mag willekeurig het recht worden ontnomen naar zijn eigen land terug te keren.”